Op 13 april kwamen zo’n vijftig mensen samen bij het monument in Westerveld. Onder hen waren familieleden en geestverwanten. Na drie korte toespraken en de voordracht van een gedicht namen zij een minuut stilte in acht.

Toespraak Bart van der Steen
Vandaag is het 83 jaar geleden dat Henk Sneevliet en zes kameraden door de nazi-Duitse bezetter gefusilleerd werden nabij Kamp Amersfoort Zij werden opgepakt, veroordeeld en vermoord omdat ze revolutionairen waren, omdat zij vochten tegen kapitalisme, fascisme en dictatuur – en tegen jodenvervolging – En voor socialisme en vrijheid.
Zij waren revolutionairen, maar zij waren zoveel meer dan dat. Zij waren ook vaders, vrienden, familieleden en kameraden. Direct na de oorlog, toen het kon, werden hun urnen bijgezet in dit monument en sinds 1953 herdenken
we hen ieder jaar En, zo zeggen we sinds enige tijd, we herdenken niet alleen hen, maar ook andere revolutionair-socialisten die de oorlog niet hebben overleefd, maar – om wat voor reden dan ook – niet bij dit monument zijn bijgezet.
Het afgelopen jaar heeft het comité zich ingezet om de herinnering aan Sneevliet en de zijnen levend te houden; We hebben bloemen gelegd bij de herdenking van de Februari-staking; waren aanwezig bij de onthulling van een nieuw monument in de Rotterdamse Henk Sneevliet-straat; en werkten mee aan het symposium over Sneevliet in de Leidse universiteitsbibliotheek, waar Goran Bouaziz straks meer over zal vertellen.
In een wereld die steeds onstuimiger wordt, neigen we te vragen hoe Sneevliet en de zijnen hedendaagse ontwikkelingen zouden duiden, wat zij daarvan vinden. Hoe zouden zij zich – als antifascisten – hebben opgesteld tegenover de opkomst in Nederland van rechtspopulisme, racisme en onverdraagzaamheid; als anti-imperialisten tegenover de oorlog in Oekraïne, of tegenover het ‘bonapartisme’ van Trump?
Bovenal, denk ik toch wel te mogen zeggen, zouden ze ons hebben opgeroepen om toch vooral zélf te blijven nadenken, ons hard te maken voor vrijheid en socialisme en ons bewust te blijven van de klassentegenstellingen
die achter al deze conflicten schuil gaan. Vergelijkingen tussen hun tijd en de onze dringen zich op, maar we mogen onze ogen niet sluiten voor de verschillen tussen toen en nu.
Graag geef ik zo dadelijk het woord aan Ron Blom, die zal vertellen over zijn nieuwe boek over De Vonk in Friesland en hun contacten met de Sneevliet-groep; Daarna geef ik het woord aan Goran Bouaziz, die voor de Leidse universiteitsbibliotheek het archief ordent van de familie De Winter. Daarna geef ik het woord aan Irina Pulyakhina, die een anti-oorlogsgedicht uit 1917 voor zal dragen van de Russische revolutionair en kunstenaar Vladimir Mayakovsky.
We vinden dat gepast, omdat Majakovski een revolutionair en kunstenaar was, maar ook een dissident en niet populair was bij Sovjet-autoriteiten noch bij het huidige regime Irina zal het gedicht voordragen in het Russisch, maar we delen een vertaling rond, zodat iedereen weet wat er gezegd wordt.

Toespraak Ron Blom
De jaren dertig waren jaren van revolutie (Spanje), economische crisis, opkomend fascisme (Italië, Duitsland en later na de overwinning van Franco Spanje) en oorlog.
In een aantal opzichten is deze periode vergelijkbaar met de huidige tijd. Overal groeit extreemrechts en handelsoorlogen brengen het oorlogsgevaar steeds nader bij. Denk verder ook aan de Russische inval in Oekraïne.
Op eigen regionale schaal zagen we ook in Friesland steun voor de antifascistische strijd in Spanje en leverden de vooroorlogse linkse netwerken bestaande uit anitmilitaristen, radicale socialisten, anarchisten, seksuele hervormers en communisten onderdak en ondersteuning aan politieke en Joodse vluchtelingen uit Hitler-Duitsland.
Er waren uiteraard meningsverschillen, maar toch ook vruchtbare pogingen tot samenwerking.
De ‘nuchtere’ noordelingen waren in staat om de verschillende analyses van de militaire deelname van de geallieerde landen aan de strijd tegen Hitler-Duitsland niet een al te grote splijtzwam te laten zijn.
De illegale voortzetting van de RSAP in de vorm van het Marx-Lenin-Luxemburgfront was op nationaal niveau na aanvankelijke samenwerking met de links-socialistische Vonk rond o.a. de biseksuele schrijver Jef Last en de homoseksuele activist Tom Rot niet langer bereid om gezamenlijk op te trekken.
In Friesland daarentegen bleken voormalige RSAP’ers als Daan Bosma, Rein van Gelder en de venters Lykle IJlst en Johannes soldaat toch in de Friese netwerken rond de Vonk samen te kunnen optrekken.
In mijn boek Vooraan marcheren de geesten onzer gevallen makkers probeer ik een beeld te schetsen van hun betrokkenheid, hun dilemma’s, hun successen en de repressie die ze ondergingen.
Mogen de inspanningen van de Vonk fungeren als de vlam om ook in het hier en nu te blijven strijden tegen fascisme en oorlogsgevaar en voor de meervoudige bevrijding van de mensheid in harmonie met de natuurlijke omgeving.

Toespraak Goran Bouaziz
Beste aanwezigen,
De naam Henk Sneevliet was mij – in tegenstelling tot veel van mijn medestudenten – niet
geheel onbekend. Als student Nederlands kwam ik hem tegen als strijdmakker van Henriëtte
Roland Holst, of als de revolutionair socialist die slaande ruzie kreeg met Jef Last. Als
redactielid van het tijdschrift Indische letteren trof ik hem aan in voetnoten, als oprichter van
de Indische Sociaal-Demokratische vereniging, die later zou uitgroeien tot de Partai Komunis
Indonesia.
Dat was Sneevliet voor mij: een man in de marge – maar dan ook wel in élke marge. Van het
Marx-Lenin-Luxemburg-front, mensen als Ab Menist en Willem Dolleman en hun tragische
einde, wist ik – tot mijn spijt en schande – nog niets.
Afgelopen september begon ik als inventarisator van de collectie De Winter; een schenking
die de Universitaire Bibliotheken Leiden ontving van Dick en Frans de Winter. Zo’n
honderdtwintig archiefdozen en lades vol boeken over de SDAP, de RSP, de OSP, de CPN,
het NAS, de RSAP, het M.L.L.-front en veel meer wachtten op verwerking. Ik moet bekennen
dat het mijn werktempo niet altijd ten goede is gekomen, maar ik raakte geboeid.
Gefascineerd door Sneevliet en zijn kameraden, de rol die zij binnen hun tijd hebben
gespeeld en hun onverbiddelijke verzet tegen onrecht. Hun verhaal wist me te raken – en
dikwijls te verrassen.
In de collectie bevinden zich honderden socialistische brochures, kranten en tijdschriften.
Deze bevochten elkaar geregeld onderling. Zo kwam ik een blad tegen dat er niet voor
terugdeinsde om Sneevliet – nota bene een van de mannen die wij vandaag herdenken –
voor fascist uit te maken omdat hij zich tegen het bewind van Stalin had gekeerd. Een
passage die ik tandenknarsend heb gelezen. Toch waarschuwden deze bladen voor het
opkomend fascisme. Voor vernietigingskampen in nazi-Duitsland. Voor uitbuiting in de
voormalige koloniën en specifiek de verschrikkingen in interneringskamp Tanah Merah,
Boven-Digoel. Dat geeft te denken. Wist de rest van Nederland dan werkelijk van niks? Of werd er niet geluisterd? Werd er institutioneel verzwegen?
Een ontdekking die bijzondere indruk op me maakte was een stapel toegangsbewijzen uit
het Rotterdam van de jaren ’30 – doorgaans de eerste gedrukte bronnen die uit de
geschiedenis verdwijnen. Uitkomst van Herman Heijermans opgevoerd in de Grote
Schouwburg. Een lezing van Jef Last voor de verenigingen ‘Opbouw’ en Links richten’. Een
toespraak van Geert van Oorschot over de dreiging van het fascisme, gehouden voor de
Sosialistiese Arbeiderds Jeugd. Een bijeenkomst in de Colosseumbioscoop aan de
Beijerlandselaan. Dat laatste pand staat er nog – er zit nu een meubelzaak. Dat weet ik,
omdat ik er twee straten vandaan opgroeide.
Een frase als ‘het komt zo opeens wel erg dichtbij’ is cliché. Maar daarom niet minder waar.
De stapel kaartjes laat zien dat Sneevliet en zijn tijdgenoten onderdeel waren van een
geleefde werkelijkheid, zoals wij dat zijn van de onze. Ze hadden lidmaatschapsboekjes,
deelden flyers uit, schreven brochures en kochten entreekaartjes waarvan de meeste
waarschijnlijk, zoals dat gaat, in de prullenbak verdwenen. Een persoonsarchief kan ons veel
leren over een individu, maar een archief zo rijk en veelzijdig als de schenking van de familie
De Winter, dat leert ons iets over de leefwereld van de mannen die wij vandaag herdenken.
Het biedt inzicht in een samenleving die afstevent op grootschalig geweld – wat er in die
samenleving verandert, wat er juist niet verandert, hoeveel daadkracht en volharding verzet
vereist.
Het bijzondere van een universiteitsbibliotheek is de meervoudige functie. Zoals in iedere
bibliotheek worden er boeken en archieven bewaard, maar een universiteitsbibliotheek is ook
een ‘kennispartner’: een bron voor studie en onderzoek, voor tentoonstellingen en symposia.
Een bibliotheek bewaart – een universiteitsbibliotheek lééft.
De namen hier achter mij:
Johan Roebers.
Aaldert IJmkers.
Cor Gerritsen.
Jan Edel.
Rein Witteveen.
Jan Schriefer.
Jan Koeslag.
Willem Dolleman.
Ab Menist.
Henk Sneevliet.
Hun geschriften. Hun idealen. Hun leefwereld. Hun beweging. Hun strijd tegen fascisme,
rassenwaan en onderdrukking. Dankzij de jarenlange inspanningen van de familie De Winter
leven zij voort. Zij zijn opgenomen in die keten van onderzoek en onderwijs.
Ik kan niet genoeg benadrukken, dat dit in een tijd als de onze geen overbodige luxe is. Als
we inderdaad aan de vooravond staan van een nieuwe periode van repressie en
grootschalig geweld – voor zover we daar niet al in zitten – kan het geen kwaad om onszelf
er nog eens goed aan te herinneren wat dat werkelijk betekent. En we kunnen alleen maar
hopen dat er mensen zullen blijven opstaan en de Maleise spreuk uit een van Sneevliets
laatste brieven zullen laten gelden:
Berani Karena Benar.
Dapper zijn – omdat het goed is.
Dank voor uw aandacht.