Op 15 april 2012 vond de jaarlijkse herdenking plaats op Westerveld. Herdacht werd dat zeventig jaar eerder leden van het Marx-Lenin-Luxemburg-Front door de bezetter werden vermoord. Dick de Winter gaf een korte toespraak, waarna Ellen, Bart en Karen Santen over hun moeder Mien Sneevliet-Draaijer, de weduwe van Henk Sneevliet. Ger Groenenboom las enkele gedichten voor. Na de herdenkingsbijeenkomst was er een klein samenkomen In De Dwarsligger in IJmuiden, waar Ron Blom een toespraak hield en een optreden verzorgd werd door de muziekgroep Trias Poëtica.
Toespraak Ellen Santen
Over Mien Sneevliet-Draaijer
Als kleinkinderen van oma Mien hadden we alle drie onze eigen band met haar. Bart, Karen en ik besloten dan ook om haar alle drie te gedenken.
(aansluitend op Dick de Winter die eindigt met “de vrouwen kwamen niet vrij’)
De SD heeft gezegd: ‘Als we Mien Sneevliet vrijlaten hebben we in de kortst mogelijke tijd weer een verzetsgroep.’
Zij was het contact voor Henk met de anderen van de groep, bracht boodschappen over, ging het land in om te waarschuwen als er bijeenkomsten waren, bracht artikelen weg voor de krant en was een morele steun voor Henk. Zij hield de moed erin.
Na haar gevangenschap in Amsterdam werd ze van de ene gevangenis naar de andere gebracht in Scheveningen, Keulen en Berlijn om vervolgens in vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück terecht te komen.
Anne Berendsen heeft in 1946 haar ervaringen in het boek Vrouwenkamp Ravensbrück weergegeven. Na de oorlog zag ik het altijd in oma’s boekenkast staan. Sinds kort weet ik dat Anne in hetzelfde blok zat als oma Mien.
Anne schrijft: ‘Je moet voort, voort, van appèl tot werk, van werk tot haastig doorgeslikt onsmakelijk maal in een overvol Block, waar je slechts een staanplaats hebt – en je bent moe en je benen doen pijn – dan weer naar je werk-appèl , naar werk, naar avondappèl en dan, eindelijk, krijg je je gewoonlijk zo dunne avondsoep en je bed, waarin je vaak geen plaats hebt om je uit te strekken.
Maar tot de sirene van de volgende dag is het toch je wijkplaats, al blijkt het daar ook vaak moeilijk uit te houden – als je met zijn tweeën in één bed slecht ligt, als het te koud is met je dunne dek, als de luizen of vlooien je plagen.
Je weet telkens niet wat het ergste is, de kou, de honger, het te zware werk, het je ziek voelen, het ongedierte…
En dan sta je je eerste appèl van de dag. Je wordt geteld. Gemiddeld duurt het twee uur – maar je kunt er geen peil op trekken. Je kunt ook vier of vijf uur staan. Je kunt, bij het avondappèl , de gehele nacht door moeten staan, als de zaak niet klopt of als je gestraft moet worden. Je bent dan als een dier, alleen nog in staat je moeheid en ellende te begrijpen. Hoe erg het is, hangt van de kou en regen af en van je fysieke toestand.’
Het is onvoorstelbaar, maar oma Mien heeft 3 jaar in deze hel moeten overleven.
Het is haar gelukt haar menselijkheid niet te verliezen en zich zodoende staande te houden. Zij verzorgde haar lichaam zo goed mogelijk, haar verdriet om het verlies van haar Henk verwoordde ze in gedichtjes, zij maakte van stukjes papier mooie boekjes voor mij. Haar verlangen ons weer terug te zien hield haar ook op de been. Ook was ze solidair met vele vrouwen in het kamp.
Zo was zij de steun voor Toos Stoltz,een meisje van 16 jaar, dat zich haar Lagerkind noemde.
Kort geleden kreeg ik een bemoedigend briefje in handen dat Mien 1 januari 1945 aan een mede-kampgenote schreef die met tyfus in de ziekenafdeling lag. Het briefje was gesmokkeld.
‘Beste Agnès, we willen even op de eerste dag van 1945 aan jou zeggen, Meiske, een nieuw jaar, een nieuw begin. We hopen van harte dat je dapper genoeg bent en alles zal doen wat mogelijk is om je genezing te bevorderen. Onze gedachten gaan uit naar de jeugd die straks de toekomst zullen zijn en waaraan wij ouderen ons willen warmen en optrekken. Voor die jeugd willen wij geluk en vrede brengen. We wensen jou een spoedige beterschap, opdat jij, als deze strijd gestreden is, met je blijde gulle natuur nog veel liefs in je gezin zal kunnen brengen. Een paar woorden, meiske, maar die willen je tonen dat je in onze gedachten bent. Veel liefs van ons, je Mien Sneevliet.’
In de winter van 1944-45 werkte oma Mien samen met haar kampvriendin Cor Storm in de naaikamer. In die tijd stroomden vrouwen uit verschillende kampen Ravensbrück binnen. Het waren vrouwen uit o.a. Auschwitz, zigeuners en vrouwen uit Oost Europa. Zij waren vaak nauwelijks gekleed en dreigden te bevriezen. Mien en Cor smokkelden onder hun kleren kleding mee uit de naaikamer naar de barak om er nieuw aangekomenen mee te helpen. Een keer zijn ze betrapt en als straf zijn zij naar het Vernichtungslager gestuurd. Daar kwam regelmatig een arts bij het appèl de vrouwen selecteren. Wie niet sterk genoeg was om te werken werd er uitgepikt voor de gaskamer. Cor heeft het niet gered. Het is een wonder dat oma Mien het wel heeft overleefd. Zij vertelde mij later dat de appèls het ergste waren. Zij wreven dan met hun vuisten over hun wangen om er zo gezond mogelijk uit te zien. Een portret van Cor hing na de oorlog naast dat van Henk in haar kamer.
Lieve oma Mien, jij schreef in het gedenkboek Voor Vrijheid en Socialisme een opdracht voor mij: ‘Laat de moed van onze dapperen je ten voorbeeld zijn.’
Maar voor mij was jij een voorbeeld!
Toespraak Bart Santen
In de Mien Sneevliet-Draaijerstraat in Spijkenisse staat een woning te koop. Ik zou er niet zonder tranen kunnen wonen. De vrouw waarnaar die straat genoemd is was een vrouw om van te houden: ontwapenend, kleurecht, wars van elke flauwekul. Zij kon zich, ondanks haar verdriet wegens het verlies van haar Henk, blijven openstellen voor het bijzondere en het gewone van het leven.
Het leven van mijn oma was voor de nazi’s van generlei waarde. Zij hebben geprobeerd haar van haar identiteit te beroven. Zij knipten haar kaal, brandmerkten haar met een nummer en deden een aanslag op haar gezondheid. Maar haar ziel, dat weet ik zeker, hebben zij niet te pakken gekregen. Haar solidariteit met mensen die in de knel zaten, waaronder ook haar kleinkinderen, en dus ook met mij, heeft mij mede gevormd tot wie ik ben.
Oma gaf je duidelijk richting. Op Sinterklaasavond liet zij, vermomd als Piet en Sint, in rijmpjes haar levenslessen op je los. Eén daarvan lees ik nu voor, ter herinnering aan hoe zij in het leven stond.
Vrijwel alle kunstenaars lopen met verwarde haren
En alsof het erbij hoort ook vaak met een vette baard
Zwarte nagels aan hun handen of met ongepoetste tanden
Schoenen poetsen om te gillen: ik laat me niet tot netheid drillen.
Dat is burgerlijk, zwarte Piet, daarvoor vang je mij toch niet
Sint lacht stiekem in zijn vuistje, want heeft Amor jou in zijn knuistje
Wordt er gekamd en gladgestreken, haarfijn alles door jou bekeken
Je denkt: zo is het uit de kunst, zo val ik zeker in de gunst
Ach jongen: dat is uiterlijk vertoon, je lei is daarmee nog niet schoon
Want komt het meisje van je hart een keertje in je kamer, Bart
Dan kan het nog wel eens bestaan dat ze roept: vent, loop naar de maan.
Je mag dan erg kunstzinnig zijn, maar zo’n rotzooi is niets voor mijn
Er is hier maar een kleine loop en verder lijkt het een vuilnishoop
Wil jij met mij een nestje bouwen, dan is orde plicht. Anders niet trouwen
Zo, onze beste Bartebaas, deze lange rijm van Sinterklaas
is eerlijk niet zo kwaad bedoeld. Toch hoop ik dat je wel goed voelt
waar hem de schoen wringt, beste vrind
Tabé, de groeten van Piet en Sint.
Dag lieve oma Mien. Bedankt voor hoe ik je mee kan nemen.
Bart Santen Ger Groenenboom Ron Blom
Toespraak Ron Blom
Geachte aanwezigen,
Nogmaals hartelijk welkom namens het comité. We hebben sinds het einde van de oorlog diverse activiteiten georganiseerd om de nalatenschap van Henk Sneevliet en de andere gevallen kameraden door te geven. Dat hebben we gedaan door:
Het monument op Westerveld in Driehuis
Onze jaarlijkse herdenking
Onze deelname aan de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking
De verschillende herdenkingsboeken die zijn uitgebracht
De oudere generatie heeft de fakkel doorgegeven. Ook voor de leden van het comité is het steeds belangrijk om de vraag te stellen, gaan we door? Is het nodig? Hoe passen we onze traditie in de huidige maatschappij?
Gelukkig zijn er vele nieuwe aanknopingspunten:
Zo zijn er iedere keer weer nieuwe jongeren die onze bijeenkomsten bezoeken
Bart van der Steen is toegetreden tot het comité
We kregen ook dit jaar weer uitnodigingen van de pers: Zo werd ik geïnterviewd door het programma ‘Met het oog op morgen’. Bovendien was er vandaag op de begraafplaats een delegatie van RTV-NH.
Sinds kort hebben we een eigen website, waar we regelmatig nieuws op zullen plaatsen.
Er verschijnen weer nieuwe publicaties zoals de biografie van Ab Menist door Dick de Winter en ‘Wij gingen onze eigen weg’ door Bart van der Steen en mijzelf.
Dus ja, wij vinden dat het belangrijk is om door te gaan. Omdat het moet, maar ook omdat we het willen. Niet alleen voor hen die hun leven gaven, maar ook voor die anderen die nu leven en voor wie de strijd voor een menswaardige, een socialistische maatschappij nog steeds een belangrijke drijfveer is.
Dank u wel.
Henk Sneevliet
Trias Poëtica
Bernard IJzerdraat
Camillo Torres
Ernesto ‘Che’ Guevara
Etty Hillesum
Federico Garcia Lorca
Francisco Ferrer
Gerrit Jan van der Veen
Hannie Schaft
In Chili werd Victor Jara vermoord
Maar de wind zingt nog steeds zijn akkoord
De moordenaars beefden, zoals dat behoort
Ons hart en de wind verspreiden zijn woord
Ze hebben gelijk, ze hebben gelijk
Denken ontmaskert en zingen maakt vrij!
Anne Frank
Hans en Sophie Scholl
Jan Campert
Jo de Haas
Joe Hill
Johannes Post
Joop Westerweel
José Marti
In Berberland werd Matoub vermoord
‘Zijn liederen leiden af van de Leer’
Verblinde fanaten vrezen het woord
dus folteren zij mensen, keer op keer
Ze hebben gelijk, ze hebben gelijk
Denken ontmaskert en zingen maakt vrij!
Karl Liebknecht
Koos Koster
Mahatma Gandhi
Martin Luther King
Matoub
Nicola Sacco
Bartolemeo Vanzetti
We begrijpen het woord van de dichters
En horen het kloppen van hun harten
Die bonzen op de deur van dictators
Hun vuile leugens worden ontmaskerd
Ze hebben gelijk, ze hebben gelijk
Denken ontmaskert en zingen maakt vrij!
Monseigneur Romero
Rinus van der Lubbe
Rosa Luxemburg
Salvador Allende
Steve Biko
Titus Brandsma
Victor Jara
Golven spoelen het zand uit mijn ogen
Dat rondgestrooid wordt om mij te sussen
Vrijheid spoelt aan op het eeuwige strand
Van solidariteit van liefde
Ze hebben gelijk, ze hebben gelijk
Denken ontmaskert en zingen maakt vrij!
Ze hebben gelijk, ze hebben gelijk
Denken ontmaskert en zingen maakt vrij!
Zoveel anderen
Ze hebben gelijk, ze hebben gelijk
Denken ontmaskert en zingen maakt vrij!
En dus zingen wij, en dus zingen wij!
En dus zingen wij, en dus zingen wij!
En dus zingen wij
Jan Bontje (tekst), Frans Lodewijk en Carlos Breton (muziek)