Op 15 april vond de jaarlijkse herdenking plaats op Westerveld. Het was de eerste herdenking dat georganiseerd werd door het comité in nieuwe samenstelling: Dick de Winter en Ger Groenenboom deden een stapje terug en maakten plaats voor Alex de Jong en Jeroen van der Starre. Na toespraken van Ron Blom en Bart van der Steen las Alex de Jong een fragment voor uit de herinneringen van Joop Flameling. Ter afsluiting droeg Elisa Hendriks twee gedichten voor.
Toespraak Bart van der Steen
Beste allen,
In februari en maart 1942 werden acht leiders van het MLL-front gearresteerd. Een van hen pleegde kort daarna zelfmoord in de cel. Op 13 april werden de andere zeven op de Leusderheide geëxecuteerd. Op 16 Oktober 1942 werden nog twee leden van het MLL-Front doodgeschoten.
Het gaat om Willem Dolleman, Jan Edel, Cor Gerritsen, Jan Koeslag, Ab Menist, Johan Roebers, Jan Schriefer, Henk Sneevliet, Rein Witteveen en Aaldert IJmkers.
Hun dood liet diepe sporen na in de levens van nabestaanden. Voor familieleden, vrienden en politieke kameraden was niets meer als ervoor.
We herdenken vandaag hun moed, hun inzet en hun trouw aan hun idealen.
Toen we elkaar vorig jaar hier zagen, heb ik aandacht besteed aan dat laatste. Ik zei: We herdenken niet alleen de mensen, maar ook hun strijd.
Juist op momenten als deze is het belangrijk om niet alleen te vragen wie we herdenken, maar ook wat we herdenken. Waar streden Sneevliet en de zijnen voor? Wat is de reden dat zij zijn opgepakt en vermoord?
Ik vatte hun politieke programma samen in drie punten: socialisme, onafhankelijke klassenstrijd en internationale solidariteit. Sneevliet en de zijnen streden voor een andere wereld, een die niet beheerst wordt door winstbejag en sociale ongelijkheid. Ze streden voor een arbeidersbeweging die zelfstandig handelt en niet van boven- of buitenaf bestuurd wordt, en voor een beweging die internationaal gericht is.
Aan dat laatste wil ik graag wat meer aandacht besteden. In de jaren dertig gaven de revolutionairsocialisten hun internationalisme op verschillende manieren vorm. Ze gaven onderdak aan Duitse socialisten, die vluchtten voor het Hitler-regime.
Ook steunden ze Spaanse revolutionairen die de Republiek verdedigden tegen de rechtse putschist Franco. Verschillende revolutionairsocialisten vertrokken zelfs naar Spanje om de republikeinen fysiek bij te staan in hun strijd – onder hen was Max Perthus, de latere biograaf van Henk Sneevliet.
Hoe menselijk en correct ook, de internationale solidariteit van de revolutionairsocialisten leidde telkens weer tot conflicten met het gezag. Hitler was een bevriend staatshoofd en Duitse vluchtelingen werden daarom tegengehouden bij de grens, of in Nederland opgepakt en teruggestuurd.
Toen revolutionair-socialistische jongeren in 1934 een bijeenkomst hielden met Duitse medestanders in Laren, liet de burgemeester alle buitenlandse deelnemers aan dit congres arresteren. Vier Duitse jongeren werden aan nazi-Duitsland uitgeleverd, wat slechts één overleefde.
Nadat Max Perthus in Spanje ternauwernood was ontsnapt aan executie door stalinistische agenten en naar Nederland terugkeerde, werd hem daar zijn paspoort ontnomen, omdat hij in een vreemd leger had gevochten.
Dit soort voorbeelden doen ongewild denken aan het heden, waarin vluchtelingen uit Afghanistan teruggestuurd worden, omdat het daar zogenaamd veilig zou zijn, terwijl vluchtelingen uit Syrië toegang tot Europa wordt ontzegd – zij worden in Turkije onder afschuwelijke omstandigheden vastgehouden, verder reizen mogen ze niet.
Op een gelijkaardige manier doet het voorbeeld van Spanje denken aan moedige jongeren die naar Syrië afrijzen om de Koerdische YPG – zowel seculier als socialistisch en gecommitteerd aan de rechten van vrouwen – te steunen in haar strijd tegen zowel IS als Assad.
De tegenslagen en tegenwerking die ik hierboven noemde weerhielden Sneevliet en de zijnen er niet van verder te gaan met hun strijd. Ook tijdens de bezettingsjaren bleef dat internationalisme leidend. Sneevliet en de zijnen vochten niet voor god en vaderland, maar voor vrijheid en socialisme. In een van de laatste uitgaven van het MLL-Front staat dat zo:
‘Het socialisme, dat is de door onteigening van het private bezit aan productiemiddelen en grond mogelijk gemaakte nieuwe orde, die de mensheid voorgoed verlossen zal van uitbuiting, mensonwaardige onderdrukking en bloedige massaslachtingen.’
In die socialistische maatschappij was ook geen ruimte voor antisemitisme. De Jodenvervolging werd door de Sneevlietgroep van begin af aan bestreden. De groep wilde dan ook: Door dat socialisme naar vrijheid, rassengelijkheid en levende democratie.
Door naar Spanje te gaan en daar samen met revolutionairen te vechten tegen Franco, door internationaliteit concreet vorm te geven, plaatsten de revolutionairsocialisten zich in een lange traditie.
Na de Tweede Wereldoorlog, eind jaren vijftig, zouden politieke geestverwanten naar Algerije afreizen om daar onafhankelijkheidsstrijders te steunen. In de jaren tachtig gingen weer anderen naar Nicaragua om daar in bouwbrigades te helpen met de bouw van scholen voor de Sandinistische regering. Nog onlangs reisden revolutionairen uit verschillende landen naar Syrië toe om de Koerdische YPG te ondersteunen.
Het doet me denken aan een uitgave van het Sneevliet-comité uit 1984, Internationaal Socialisme, een uitgave waarvan Dick de Winter samen met zijn vader en Bas van der Plas de redactie voerde. In het voorwoord daarvan staat:
‘In die verbinding van toen en nu ligt de actualiteit van de geselecteerde teksten. Die blijft, evenals de pijn over hun te vroege dood als gevolg van de naziterreur.’
Persoonlijk leed en politieke overgave; ze stonden beiden centraal in de laatste momenten die Sneevliet en zijn kameraden samen doorbrachten. Want kort voordat Sneevliet en de zijnen naar de Leusderheide werden gevoerd, waren zij nog even samen, in een cel.
Hen was, ten onrechte, beloofd dat hun vrouwen in vrijheid zouden worden gesteld: ‘Die zijn nu weer thuis jongens.’
Vlak voordat ze werden weggevoerd, zongen zij gezamenlijk de Internationale en Sneevliet sprak nog enige woorden:
‘Welnu, ik heb de strijd gestreden en het geloof behouden. Het geloof in de zaak van de Internationale. Er moet nog veel gestreden worden, maar de toekomst is aan ons.’
Toespraak Alex de Jong
Graag lees ik een korte passage voor uit de herinneringen van Joop Flameling, die is opgenomen in het boek van Ron Blom en Bart van der Steen, Wij gingen onze eigen weg (2011). Flameling vertelt daarin over een antifascistische actie van voor de oorlog.
‘De OSP had tot een boycot van Hitler-Duitsland opgeroepen en ontketende een groots opgezette campagne met openbare vergaderingen, manifesten, suggestieve aanplakbiljetten en straatacties. Onze acties werden met geestdrift en met vaak attractieve middelen ten uitvoer gebracht. Zo staat mij nog duidelijk voor de geest hoe wij op een drukke zaterdagavond door de binnenstad trokken met een handwagen met borden en twaalf leden lopend in kubussen. Op de borden en kubussen stonden de teksten “Boycot Hitler-Duitsland” en “Geen Fascisme in Nederland”. Anderen deelden pamfletten uit en weer anderen colporteerden met De Fakkel, onze krant. De belangstelling en de sympathie waren hartverwarmend. Het ging geruime tijd goed, maar toen kwam de politie die ons sommeerde “de demonstratie”, zoals dat heette, te ontbinden. Ik ging met de inspecteur in discussie en betoogde dat het geen demonstratie was, maar een actie van personen. Hij vond het echter wel een demonstratie, ook al liepen wij op behoorlijke afstand van elkaar. Intussen groeide de menigte, het zag zwart van de mensen.
Tenslotte deelde ik de politie mee dat wij weigerden ons materiaal naar het politiebureau te brengen. Inbeslagneming betekende dat de politie het zelf zou moeten doen. Het ging allemaal heel rustig, ja haast gemoedelijk. En zo liepen politieagenten met onze borden en kubussen en reden onze handkar. De mensen applaudisseerden, en ik zei tegen de inspecteur: “Ziet u nu wel, het volk vindt het een hele geruststelling dat ook de politie tegen het fascisme is.” Maar hij antwoordde: “Zoiets flikt u mij maar één keer, meneer Flameling.” Er moesten twaalf processen verbaal worden opgemaakt en dat duurde een hele tijd. Er waren enige uren mee gemoeid. De behandeling voor het kantongerecht trok zo’n belangstelling dat sommige mensen er niet bij konden zijn. Maar binnen was het prachtig. Al het bewijsmateriaal stond uitgestald: de borden, de kubussen en de borden van de wagen. Het werd nog een heel gedoe omdat verscheidene beklaagden verklaarden dat het proces-verbaal niet deugde. Zo beweerde Hennie B. dat hij het genoemde bord nooit gedragen kon hebben omdat hij in een kubus had gelopen, en dat was nog waar ook. Henk M. beweerde dat hij helemaal geen bord droeg, want hij had alleen pamfletten uitgedeeld. De getuigenissen van de aanwezige agenten maakten de verwarring alleen maar groter, waardoor de stemming steeds vrolijker werd. Toen ik als laatste aan de beurt was, zei de rechter: “Mag ik aannemen dat het proces-verbaal jegens u wel juist is?” “Edelachtbare, ik geloof dat het de enige juiste is, want ik heb inderdaad de wagen voortbewogen.” De edelachtbare was een man met gevoel voor humor, hij glimlachte minzaam.
Een paar beklaagden werden vrijgesproken omdat de dagvaarding onduidelijk was. Maar de minzaam glimlachende edelachtbare was ook niet van gisteren. Hij verklaarde dat hij aanvankelijk van de gedachte was uitgegaan om iedere beklaagde een boete van tien gulden op te leggen, doch thans meende de delicten wat genuanceerder te moeten beoordelen. En zo kreeg de één tien gulden en de ander vijftien gulden boete, zodat het totaal toch honderdtwintig gulden werd. Het materiaal werd in beslag genomen. “Even afrekenen, heren.” Honderdtwintig gulden! En de kas was leeg! Maar er was één troost, er stond een prachtig stuk in de krant en onze acties zouden onverminderd doorgaan.’
Gedichten voorgedragen door Elisa Hendriks
Ik zou vandaag graag twee gedichten voordragen.
Het eerste gedicht is van Mien Sneevliet. Zij werd samen met haar man Henk Sneevliet opgepakt en al snel van hem gescheiden. In de cel schreef zij op 14 april 1942 het volgende gedicht een dag na de executie van zeven mannen van het MLL-Front, waaronder haar eigen man.
Aan hen die vielen
In stille ontroering willen wij gedenken
De makkers die van ons heen zijn gegaan.
Aan allen eerbiedig de aandacht schenken:
Hoe hebben ze daar bij die doodsmuur gestaan.
Het was op een gouden voorjaarsmorgen,
de zon bescheen hen, het was voor het laatst.
Zo hebben ze afscheid van ’t leven genomen,
Onze dappere, dierbare kameraads.
“Aanleggen, geeft vuur!” zo klonk het commando,
Het knallen van schoten, toen was het gebeurd.
Acht vrouwen, hoe dapper ze ook willen wezen,
Blijven alleen, wijl hun hart is verscheurd.
Maar uit dat leed werd een eenheid geboren:
leggen we een plechtige belofte af.
We brengen de maats die te zamen vielen,
Één bij elkaar in een makkergraf!
O hoe kan ik gelaten dragen
Het grote leed dat over mij kwam
Welk een wonde werd geslagen
Toen men van mij het beste nam.
Hier valt niet te troosten ’t is alles zo donker
Allen de beloften die ‘k Jou heb gedaan
Dat ik zou proberen dapper te wezen
Moeten mij helpen bij ’t verder gaan.
Het volgende gedicht is van Trien de Haan, geboren in 1891 en overleden in 1986. Ze is bijna haar hele leven actief geweest voor de socialistische beweging. In 1942 werd ze opgepakt is ze is met een groep andere vrouwen geïnterneerd in Ravensbrück. Ik zou graag het gedicht voordragen wat ze in Ravensbrück schreef.
Appél gedachte/In gedachten
Onder de blauwe hemel
Bouwt de mens een kluis
Ze stoppen daar de vrijheid in
En dragen ’t eigen kruis.
Het kruis is zwaar te dragen
En moeilijk is ’t gaan
Zodat bij velen voor ’t einde
De kruisen op de graven staan.
Onder de blauwe hemel
Lopen vrouwen zij aan zij
In hun nare triestigheid
In een grauw kleedij.
Duizend, duizenden van vrouwen
Staren star en stom
Naar die hoge, blauwe hemel
Met de vraag: waarom, waarom.
Moeders wenend om haar kind’ren
Vrouwen treurend om de man
Jonge meisjes murw geslagen
Kunnen’t Leven niet meer an.
’t Lichaam overdekt met wonden
Uitgemergeld, uitgeteerd.
Droeve, moede, vragende ogen
Van harteleed, de ziel bezeerd.
Vrouwen vleugellam geslagen
Waag een blik toch naar omhoog
Tracht uw zielesmart te dragen
Naar die wijde hemelboog.
Komt reiken we elkaar de handen
Samen zoeken naar ’t kwaad
Samen lijden, samen strijden
’t Samen willen door de daad!
Dan bouwen wij een woning
Waar ’t zonnelicht in speelt
Waar alles juicht en jubelt
’t Windje zingt en steelt.
Dan bouwen wij een woning
Waar ’t zonnelicht in speelt
Waar alles juicht en jubelt
’t Windje zingt en streelt.
Daar zien we de bloemen bloeien
En ’t rijpend golvend graan
Daar leren mensenkinderen
De zin van ’t leven te verstaan.
Daar luisteren we naar de zachte accoorden
Van ’t komend jonge morgengloren
Zacht, zwellend juichend uit:
De mens is als opnieuw geboren.