Herdenking Westerveld, 16 april 2023

Op zondag 16 april herdachten we met familieleden en politieke geestverwanten de gevallen revolutionair-socialistische verzetsstrijders van het Marx-Lenin-Luxemburg-Front.

Pim Alders sprak over het lot van zijn overgrootvader Gerrit Alders, die in Alkmaar actief was voor de revolutionaire arbeidersbeweging en de Tweede Wereldoorlog niet overleefde. Merle Helmus vertelde over Louis de Bolster, die in Leiden de revolutionair-socialistische beweging aanvoerde en tijdens de oorlog werd vermoord. Ron Blom las een gedicht voor van Jef Last over de gesneuvelde socialistische verzetsstrijder Hein Vrind.

Bart van der Steen heet iedereen welkom

Toespraak Bart van der Steen 

Beste mensen,
Hartelijk welkom bij de Sneevliet Herdenking van 2023. We herdenken vandaag een bijzondere groep mensen, revolutionairen van het eerste uur, die tijdens de nazi-Duitse bezetting hun leven gaven in de strijd tegen fascisme, kapitalisme en oorlog.

Ik noem hun namen in alfabetische volgorde:

WILLEM DOLLEMAN
JAN EDEL
COR GERRITSEN
JAN KOESLAG
AB MENIST
JOHAN ROEBERS
JAN SCHRIEFER
HENK SNEEVLIET
REIN WITTEVEEN
AALDERT IJMKERS

Maar de mensen die we vandaag herdenken waren niet alleen politieke strijders, zij waren ook partners, broers en vaders. We weten, want we hebben dit bij vorige herdenkingen meermaals gezien, dat het heengaan van deze makkers vooral in families diepe wonden sloeg, die vaak nooit meer helemaal geheeld zijn.

Zo staan wij hier vandaag; familieleden en politieke geestverwanten. In het bijzonder wil ik uit deze tweede groep uitlichten een groep leden van de socialistische jongerenvereniging Rood, die vandaag bij de herdenking aanwezig zijn. Dat de politiek en het lot van Sneevliet en zijn makkers tot in het heden jonge mensen blijft aanspreken geeft moed voor de toekomst in donkere dagen.

Zo dadelijk zal ik kort het programma voor vandaag uit de doeken doen, maar voor ik dat doe wil ik kort stilstaan bij twee mensen die onlangs zijn overleden en die een belangrijke rol speelden in het Sneevliet Herdenkingscomité: Renée Swart en Maurice Ferares.

In zijn Komintern-periode trouwde Henk Sneevliet met Sima Zjolkovski en samen kregen zij een kind: Sima Sneevliet. Het huwelijk hield echter geen stand, onder andere vanwege politieke meningsverschillen – moeder Sima was een fel staliniste en trouwde later met Jef Swart. Uit dat huwelijk kwam Renée Swart voort. Sima en Renée waren dus zussen en personifieerden samen de Russische tak van de Sneevliets. Ze waren dikwijls aanwezig bij de herdenking en in het boek Wij moesten door van het herdenkingscomité staat een prachtige foto met Renée, Sima Sneevliet, Theo van Veen en anderen.

Ook bereikte ons het bericht dat Maurice Ferares is overleden. Ferares sloot zich als tiener tijdens de bezetting aan bij de ondergrondse CPN en verloor vrijwel zijn gehele familie door de Shoah. Na de oorlog sloot Ferares zich aan bij de Vierde Internationale en was hij onder andere betrokken bij solidariteit met de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging FLN. In Violist in het Verzet schreef hij eerlijk en aangrijpend over de bezettingsjaren. Ferares werd 100 jaar oud en bleef zijn gehele leven politiek actief.

Lange tijd heeft onze jaarlijkse herdenking zich gericht op de tien mannen die in dit monument zijn bijgezet. Terecht ook, want deze mensen verdienen ons respect en hun nagedachtenis moeten we in leven houden. Sinds enige tijd, echter, weten we dat méér mensen uit de revolutionair-socialistische beweging de oorlog niet hebben overleefd. Ook zij verdienen het om herdacht te worden. Daarom heeft vorig jaar Johan van Veen op deze herdenking gesproken over revolutionairen uit Deventer, hun oorlog en hun lot. Op onze website kan je zijn toespraak nalezen.
Dit keer richten we onze blik op Alkmaar en Leiden. Pim Alders vertelt zo dadelijk over zijn overgrootvader Gerrit Alders en het lot van de Alkmaarse communisten en revolutionair-socialisten tijdens de bezetting. We zijn hem zeer dankbaar voor zijn waardevolle bijdrage.

Daarna zal Merle Helmus ons kort vertellen over de revolutionair-socialistische beweging in Leiden, haar leider Louis de Bolster en zijn lot.

Stukje bij beetje komen wij door het speurwerk van mensen als Pim en Merle steeds meer te weten over de revolutionair-socialisten tijdens de oorlog. Hoe waardevol dat werk is, zagen we vorig jaar, toen Lies Rouw-Bosma, de dochter van Peeke Bosma had nooit over haar vader kunnen of durven praten tot het onderzoek van Johan van der Veen. Zij zei daarover: ‘Het ontroerde me. Mijn dochters hebben nu een opa, mijn vader is weer gaan leven.’
Na de bijdragen van Pim en Merle zal Ron Blom een gedicht voordragen. Na dat gedicht nemen we een minuut stilte in acht. Daarmee is de herdenking voorbij, maar we nodigen iedereen uit voor de nazit, die zal plaatsvinden in de Dwarsligger in IJmuiden. Zij die met het openbaar vervoer zijn gekomen, kunnen meerijden met mensen die met de auto zijn. Na de herdenking verzamelen we dan ook op de parkeerplaats van Westerveld.

Ten slotte wil ik, voor ik het woord geef aan Pim, nog een kort punt maken. We hebben, zoals jullie weten, allemaal last van inflatie en stijgende prijzen. Dat geldt helaas ook voor het Sneevliet Herdenkingscomité. Het onderhoud van het monument, de organisatie van de jaarlijkse herdenking en deelname aan de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking kosten geld. Donaties blijven daarom van harte welkom.

Pim Alders vertelt over zijn overgrootvader, die de Tweede Wereldoorlog niet overleefde

Toespraak van Pim Alders 

Beste aanwezigen,

Mijn vader vertelde vroeger dat zijn opa in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers is opgepakt, in Sint Michielsgestel gevangen heeft gezeten en niet meer is thuisgekomen. Later begreep ik dat de Duitsers in Sint Michielsgestel prominente Nederlanders als gijzelaars gevangen hielden. Maar wat deed mijn overgrootvader daar dan, als eenvoudige arbeider? En waarom is hij destijds eigenlijk opgepakt en wat is er met hem gebeurd? Vragen die jarenlang onbeantwoord bleven.

Als onbekend slachtoffer van het nazibewind leek hij te zijn vergeten. Dat motiveerde mij om op zoek te gaan naar zijn geschiedenis. om alsnog zijn verhaal te kunnen vertellen, en over datgene waarvoor hij streed en stierf. Stukje bij beetje heb ik dat verleden teruggevonden en probeerde mij dan voor te stellen hoe het voor hem moet zijn geweest, op die verschillende haltes tijdens zijn lange reis door de nazi-hel. verder dan proberen kwam ik niet, want de verschrikkingen die hij heeft meegemaakt gaan mijn voorstellingsvermogen te boven.

Als straatarme arbeider is mijn overgrootvader Gerrit Cornelis Alders vanaf 1930 in Alkmaar actief in de revolutionaire arbeidersbeweging. Dat jaar is hij voor de Revolutionair Socialistische Partij kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen. In 1939 is hij dat ook voor de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij. Hij staat dan samen met Jan Edel op de kieslijst en die moet hij dus goed gekend hebben. Vanaf 1930 tot de Tweede Wereldoorlog is Gerrit ook bestuurslid van het Plaatselijk Arbeidssecretariaat, het PAS, de lokale vakbondskoepel van het Nationaal Arbeidssecretariaat. Daarnaast is hij bestuurslid van de lokale afdeling van de Landelijke Federatie van Metaalbewerkers, van de Arbeidersmuziekvereniging Ontwaakt en van de Socialistische Toneel en Muziekvereniging De Toorts. Zijn activisme in de revolutionaire arbeidersstrijd blijft niet onopgemerkt bij de Centrale Inlichtingendienst, de CID, die hem in 1939 op een lijst plaatst met zogenaamde ’links extremisten’.

Als de RSAP na de Duitse inval ondergronds verder gaat als het Marx-Lenin-Luxemburgfront vinden er in Alkmaar geheime bijenkomsten plaats bij Johannes van Berkum, penningmeester van zowel de lokale RSAP afdeling als van het PAS. Jan Edel, Jan Ket en andere plaatselijke RSAP’ers komen daar regelmatig over de vloer en ook Sneevliet is wel eens aanwezig, waarschijnlijk in de tijd dat hij is ondergedoken in het bij Alkmaar gelegen Sint Pancras.

De repressie tegen revolutionair links neemt snel toe en op 20 juli 1940 krijgen de landelijke politiekorpsen het bevel om maatregelen te nemen tegen de CPN en de RSAP en tegen het Nationaal Arbeids Secretariaat en de plaatselijke arbeidssecretariaten. De politie moet de partijgebouwen sluiten en de rekeningen van de organisaties blokkeren. In Alkmaar doet de politie daarop huiszoekingen bij de secretarissen en penningmeesters van de CPN, van het PAS en de daarbij aangesloten vakbondsfederaties en in het PAS-vakbondskantoor. De politie neemt van alles in beslag, zelfs de kas van de PAS kinderclub Kindergeluk met daarin elf gulden, maar de boeken van de kinderclub mogen blijven. De agenten verzegelen het PAS-kantoor en nemen de sleutels mee. Deze politieactie staat onder leiding van de waarnemend commissaris en fanatieke nationaal socialist Pieter Maarleveld, die later ook betrokken is bij de arrestatie van Jan Edel en Rein Witteveen en zijn dochter.

Een jaar later, op 22 juni 1941, valt Duitsland de Sovjet-Unie binnen. Kort daarna krijgt Maarleveld bezoek van de Sicherheitspolizei die hem de opdracht geeft om voor de handhaving van de openbare orde bepaalde communistische elementen te arresteren. In de rest van het land krijgen politiekorpsen dezelfde opdracht waarop in de nacht van 24 op 25 juni 1941 de arrestatie volgt van ruim 400 linkse Nederlanders.

In Alkmaar verzamelen zich in die nacht zo’n twintig agenten op het politiebureau. Nadat ze in groepjes zijn verdeeld ontvangt ieder groepje een briefje met namen van te arresteren personen. De selectie is gebaseerd op een cartotheek van ‘uiterst linkse elementen’ waarvoor de informatie is verzameld door rechercheur Van der Burg. Die is voor de oorlog als plaatselijke informant van de CID verantwoordelijk voor het opnemen van linkse Alkmaarders op de CID lijst uit 1939.

Rond vijf uur in de ochtend gaan de arrestatiegroepjes op pad en komen ook bij mijn overgrootvader aan de deur. Of hij even mee wil naar het bureau. De agenten raden aan om wat brood mee te nemen omdat het wel even kan gaan duren. “Over een half uur ben ik wel weer terug”, roept Gerrit nog tegen zijn vrouw Grietje. Maar hij komt nooit meer thuis. Samen met zeventien andere Alkmaarse mannen gaat hij onder zware bewaking naar concentratiekamp Schoorl, waar ze samen met de overige arrestanten uit het land worden opgesloten.

Alle PAS bestuursleden en CPN’ers waarbij de Alkmaarse politie een jaar eerder huiszoeking deed zijn opgepakt. Op één na staan alle arrestanten ook op de CID lijst uit 1939. Twee bestuurders ontspringen de dans omdat ze ziek zijn en één daarvan er ook niet meer bij zou horen. Ook blijkt een opgepakte bestuurder van de RSAP inmiddels lid te zijn van de NSB. In het politierapport van die nacht is niets terug te vinden over deze massa arrestatie, wel dat één van de dienstfietsen een lekke band had.

Uiteindelijk arresteert de Alkmaarse politie elf bestuursleden van het PAS en de daarbij aangesloten vakbondsfederaties, vijf van de CPN en twee van de Vereniging Vrienden der Sovjet-Unie. Tenminste vier PAS bestuursleden, waaronder mijn overgrootvader Gerrit, zijn ook actief bij de RSAP.

Familieleden doen bij commissaris Maarleveld vergeefse pogingen om de arrestanten vrij te krijgen. De dochter van Van Berkum reist hiervoor zelfs naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst in Amsterdam. Daar hoort ze dat de SD niets voor haar kan doen en ze bij degene moet zijn die het bevel gaf om haar vader op te pakken. En dat is Maarleveld, die alle verzoeken tot vrijlating negeert. Wel komt in juli het PAS bestuurslid Jan Kelholt vrij en in oktober ook de CPN’er Aaldert Folkers. Die is ziek en moet geopereerd worden. De overige zestien Alkmaarders blijven als Schutzhäftlinge in gevangenschap.

Omdat de nazi’s het Kamp Schoorl sluiten verhuizen de gevangenen vanaf augustus 1941 naar het nieuwe Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort. Het kamp dat berucht is vanwege de vele moordpartijen, martelingen en mensonterende wantoestanden.

De RSAP- en vakbondssecretaris Theodorus Lievendag schrijft naar het thuisfront dat hij samen met vakbondsvoorzitter Jacobus Franciscus Hoekmeijer in Barak 2 verblijft, dat PAS bestuurder Gerrit Schoen zijn slapie is en dat de andere Alkmaarders ook in Barak 2 liggen, maar in een andere zaal. Johannes Korver, bestuurder van het PAS en van de Federatie van Transportarbeiders, stuurt nog een wanhopige oproep naar zijn vrouw: “Ik begrijp nog steeds niet dat de Alkmaarse politie tot mijn arrestatie kon overgaan. Als die net zo als de commissaris van Leiden zijn medewerking zou verlenen dan waren wij direct vrij. De leden van het NAS uit Leiden zijn al naar huis. Men zegt hier dat onze arrestatie op een abuis berust. Ik voor mij ben mij van geen schuld bewust hetgeen mijn internering tot gevolg zou hebben. Zeg moeder, bespreek dit als je wil met Mel Schuurman (PA: dat was een bekende nazi-componist uit Alkmaar). Misschien kan hij na onderzoek iets bij de commissaris bereiken. Hij weet toch ook wel dat de Transportvereniging niets met politiek te maken had, alleen een broodvraag en arbeidsvoorwaarden. Nu moeder, doe voor mij je best, dan ben ik gauw weer thuis.”

Maar Korver en zijn lotgenoten komen niet vrij. In plaats daarvan gaat hij eind 1941 met Hoekmeijer, Lievendag, de CPN’ers Dirk Baas en Jan Kolk en Jan Amelsbeek, secretaris van de Vereniging Vrienden der Sovjet-Unie vanuit Amersfoort op transport naar het concentratiekamp Neuengamme. In maart 1942 zijn zij allemaal dood. De PAS bestuurders Hendrik Willem Klasing en Gerrit Zwart, die ook op de Alkmaarse RSAP kieslijst stond, gaan naar Dachau en overlijden daar in augustus 1942. Binnen veertien maanden na hun arrestatie is de helft van de zestien overgebleven Alkmaarse politieke gevangenen al gestorven.

Op 12 april 1942 brengen de nazi’s de ter dood veroordeelden die wij vandaag hier herdenken naar het cellenblok in Kamp Amersfoort om ze de volgende dag te executeren. De schoten zijn tot in het kamp te horen, waar mijn overgrootvader dan nog gevangen zit. Realiseert hij zich dat op dat moment zijn partij- en vakbondsleider Sneevliet en een aantal van zijn RSAP-kameraden vlakbij worden vermoord? Wat moet er door hem heen zijn gegaan toen hij zich dat besefte?

Later in 1942 gaat Gerrit samen met negenenvijftig andere gevangenen vanuit Amersfoort op transport naar het vlakbij Vught gelegen Sint Michielsgestel. Daar zijn in het klein seminarie Beekvliet vooraanstaande Nederlanders als gijzelaars opgesloten. Eén van die gijzelaars beschrijft na de oorlog de aankomst van dat transport:

‘De deur, welke de gang van de binnenplaats scheidde, was open gegaan en daardoorheen trok een trieste stoet van menselijke geraamten, gehuld in voormalige uniformen van het Nederlandsche leger, die als afgedankte vodden om de angstwekkende vermagerde lichamen hingen. Gebogen ruggen, smalle, afhangende schouders en doorzakkende knieën, een verfomfaaide kwartiersmuts op het kaal geschoren hoofd, gerafelde puttees om de magere benen en vuile, gebarsten klompen aan de voeten, op heuphoogte van de broek een nummer, dát was de totaalindruk van het zielige groepje. […] Landgenoten, Nederlanders, zoals wij, die reeds maandenlang in het concentratiekamp te Amersfoort hadden gezeten, daar door een troep sadisten murw waren gemaakt en nu, bij wijze van gunst, naar hier waren overgebracht om er met het ruwe werk te worden belast. Ruw werk, terwijl ze er stuk voor stuk naar uitzagen, of ze volkomen aan het eind waren van hun krachten en geen week meer te leven hadden.

Gerrit en de andere Amersfoortse gevangenen, waaronder zijn Alkmaarse kameraad Gerrit Schoen, gaan als dwangarbeiders aan het werk in de keuken en op de boerderij van Beekvliet en verzorgen het huishouden voor de Duitse bewakers.

Als begin september 1944 de optrekkende geallieerden de Nederlandse zuidgrens naderen raken de Duitsers in paniek. Tot in Kamp Vught is het kanongebulder al te horen. Dan gebeurt het ondenkbare: met de vrijheid in zicht gaan op Dolle Dinsdag 5 september ruim tweeduizend mannen vanuit Vught in goederenwagons op transport naar Duitsland. Ook mijn overgrootvader moet mee, samen met Gerrit Schoen en PAS bestuurder Jacobus van Riel, die vlakbij gevangen zat in een gijzelaarskamp in Haaren. Op 6 september volgt vanuit Vugt nog een tweede transport met bijna 600 mannen. Ruim zeshonderdvijftig vrouwen gaan naar het concentratiekamp Ravensbrück.

Na een reis vol ontberingen arriveert het eerste transport op 8 september in Oraniënburg. Hier ligt het enorme Konzentrationslager Sachsenhausen met zo’n honderd buitenkampen. Gerrit Schoen krijgt het gevangenenummer 98879, Gerrit Alders het opvolgende nummer 98880. Ze staan dus naast elkaar bij hun registratie. Van Riel gaat in oktober nog verder op transport, naar Neuengamme waar hij binnen een maand sterft.

Samen met Gerrit Schoen komt mijn overgrootvader terecht in één van de zwaarste buitenkommando’s, het beruchte Klinkerwerk. Daar maken ze stenen voor de nieuwe nazi-wereldhoofdstad Germania en er is ook een munitiefabriek. Klinker is berucht vanwege de vele gevangenen die hier sterven door de onmenselijke dwangarbeid, het gebrek aan voedsel en de mishandelingen door de SS-bewakers. Kou en het gebrek aan warme kleding maakt overleven nog zwaarder. In de winter vriest het er tussen de 10 en 25 graden. De strenge winter die we ons in Nederland herinneren als de Hongerwinter.

Na de oorlog verklaart een Nederlandse overlevende dat hij Gerrit Schoen en Gerrit Alders in Sachsenhausen heeft ontmoet. Hij bezoekt Schoen in een ziekenbarak nadat die daar in januari 1945 vanwege totale uitputting is opgenomen en al na twee weken overlijdt. Op dat moment ligt ook mijn overgrootvader in de ziekenbarak.

Vanwege de naderende bevrijders ontruimen de nazi’s het kamp op 21 april 1945 en vertrekken met drieëndertigduizend gevangenen op één van de beruchte dodenmarsen richting het noorden. Een paar dagen later bevrijden Poolse legereenheden en Sovjettroepen Sachsenhausen, waar nog drieduizend gevangenen zijn achtergebleven. Hoofdzakelijk zieken en verplegenden, waaronder ongeveer tachtig Nederlanders.

En wat gebeurde er met mijn overgrootvader? Ik vond een overlijdensakte met als sterfdatum 20 december 1945, een half jaar na de bevrijding. Maar zijn naam ontbreekt op lijsten van Nederlanders die Sachsenhausen hebben overleefd of daar kort na de bevrijding zijn gestorven en begraven. Dus die akte is waarschijnlijk later gereconstrueerd. Hoe het is afgelopen met Gerrit blijft nog onduidelijk, hij lijkt van de aardbodem te zijn verdwenen.

Van de overige Alkmaarders is bekend dat Van Berkum in mei 1944 vanuit zijn gevangenschap in Haaren op transport gaat naar Dachau, waar hij in februari 1945 overlijdt. CPN’er Dirk Jan Kolk, broer van de in Neuengamme overleden Jan Kolk, weet in juni 1944 te ontsnappen vanuit Kamp Vught. Jacob Schuitemaker ontsnapt een paar maanden later uit het gijzelaarskamp Haaren. Willem Christiaan Speets, het tweede opgepakte bestuurslid van de Vereniging Vrienden der Sovjet-Unie wordt vrijgelaten uit Kamp Vught.

Van de achttien Alkmaarse politieke gevangenen van 25 juni 1941 overleven uiteindelijk dertien hun gevangenschap niet. Van de negen Alkmaarse RSAP’ers en PAS-bestuurders die hun leven gaven voor hun idealen noem ik met diep respect de namen:

Gerrit Cornelis Alders metaalbewerker 61 jaar Sachsenhausen
Johannes van Berkum sigarenmaker 55 jaar Dachau
Jacobus Franciscus Hoekmeijer los werkman 55 jaar Neuengamme
Hendrik Willem Klasing havenarbeider 40 jaar Dachau
Johannes Korver steenkruier 57 jaar Neuengamme
Theodorus Lievendag opperman 48 jaar Neuengamme
Jacob Antonius van Riel sigarenmaker 52 jaar Neuengamme
Gerrit Schoen grondwerker 43 jaar Sachsenhausen
Gerrit Zwart sigarenmaker 47 jaar Dachau

Dat hun verhaal en dat van de talloze andere slachtoffers van dictatuur, vervolging en weerzinwekkende ideologieën vertelt blijft worden. Als waarschuwing, nu nog net zo actueel als eerder en ook als later. Opdat wij niet vergeten.

Bedankt voor uw aandacht.

Toespraak van Merle Helmus 

Vorig jaar heb ik samen met twee andere historici een onderzoek gedaan naar de Leidse afdeling van de RSAP. Ik zou u graag willen vertellen over een van de leden van deze Leidse afdeling; Louis de Bolster.

De Bolster, een fabrieksarbeider uit leiden, was een van de oprichtende leden van de Leidse afdeling van de RSP. Hij was de aanvoerder van de partij. De spreker die namens de groep aan debatten meedeed en mensen probeerde te overtuigen. Hij heeft ook namens de RSP, en later de RSAP op meerdere kieslijsten gestaan, zei het zonder electoraal succes. Daarnaast was De Bolster een van de lokale leiders van het Nationaal Arbeids-Secretariaat, een radicale vakbondsorganisatie. Het NAS kwam in Leiden op voor ongeorganiseerde arbeiders, zoals lossers en werklozen die het park het Leidse Hout moesten aanleggen.

De revolutionair-socialistische beweging in Leiden was klein en veel activisten woonden in de armste wijken van Leiden. Desalniettemin wist dat handjevol mensen toch mensen te mobiliseren, colportageacties op te zetten, spreekuren en drukbezochte evenementen te organiseren. De Bolsters zoon vertelde later hoe hij met zijn vader langs de deuren ging om contributie op te halen voor de partij en de vakbond. Halverwege de jaren ’30 worden er zelfs familie-evenementen opgezet waar honderden mensen op af kwamen.

De Bolsters naam staat niet op dit monument. Zijn naam staat op een monument voor in de oorlog omgekomen buurtbewoners in Leiden-Noord. Dat hij niet op het monument staat heeft onder andere te maken met allerlei overwegingen die nabestaanden na de oorlog hebben gemaakt. We weten dat veel families na 1945 uit angst voor nieuwe repressie de politieke activiteiten van hun verloren partner of vader stilhielden, het was gewoon te gevaarlijk. Maar misschien ook met de onplaatsbaarheid van zijn uiteindelijke overlijden.

Louis de Bolster is op een tragische manier aan zijn eind gekomen. De Leidse Revolutionair Socialisten weten met hun acties namelijk niet alleen de aandacht van arbeiders op zich te krijgen. Ook de politie heeft ze in het oog. In 1939 stelt de CID een lijst op met links-extremistische personen. De Bolster wordt, samen met enkele van zijn Leidse partijgenoten, op deze lijst gezet. In de nacht van 25 op 26 juni 1941, wordt Louis de Bolster samen met vele andere namen op die lijst, gearresteerd en vastgezet. De Duitsers zijn de Sovjet Unie binnengevallen en vrezen oproer van Nederlandse communisten, en lieten ze dus preventief opsluiten. De Sicherheidsdienst gaf later de Leidse autoriteiten de opdracht om de RSAP-ers van de communisten te scheiden. Op de namenlijst die de politie toen opstelde stond de Bolster aangemerkt als RSAP-er, maar ook als Joods. Een administratieve fout.

Op 29 september worden vervolgens alle RSAP-ers vrijgelaten, behalve de Bolster. Op de lijst aangemerkt als Joods, werd hij op 12 december 1941 naar het concentratiekamp Neuengamme gestuurd. Vandaaruit werd hij eerst naar Dachau en vervolgens naar Auschwitz gestuurd. Daar kwam hij op 28 oktober 1941 aan en werd hij op 4 december 1941 vergast. Op de gedenkwebsite Leiden4045.nl wordt bij zijn naam vermeld dat hij de grimmige titel draagt van “enige niet-Joodse inwoner van Leiden die stierf in Auschwitz door vergassing”.

Louis de Bolster was een revolutionair, vader en echtgenoot. Hij werd niet gearresteerd vanwege verzetswerk, maar omdat hij al in de jaren dertig door Nederlandse autoriteiten op een lijst was gezet. Zijn verhaal is een verhaal wat de tragiek en willekeur van dictatuur en vervolging laat zien.

Opdat wij niet vergeten.

Hein Vrind 

Toen ik wou dat mijn hart zou sterven
Wist ik niet wat haten was,
Nu weet ik weer dat ik een Geus ben
Die zweert bij Thijl en zijn as.

Vriendschap is manlijke liefde
En wie was een vriend als Vrind?
Wie heeft mei zo manlijke liefde
Vriend en vijand bemind?


Zij richtten in ’t blinde de lopen
En schoten de liefde neer,
Maar zij konden zijn hart niet doden
Gevallen is enkel hun eer.


Zijn hart klopt op onze borsten
Als eens de asse van Klaas,
Wij zullen de echo steeds horen
Hoog boven hun duivels geraas.


De zachte stem uit zijn brieven
Met de warme glans van zijn bloed,
De hamerslag van zijn hartklop
Smeedt in het leed onze moed.


Toen ik wou dat mijn haat zou sterven
Wist ik niet wat liefde was,
Want geen liefde is sterk en brandend
Als de vonk die nog gloeit in de as.


In de as van ons staalgrijze haten
Eén vonkje van liefdesvuur
Dat oversprong op onze harten
Van hem in zijn donkerste uur.


Zo zweer ik, als Thijl heeft gezworen
Op de asse van Klaas, mijn eed:
Te haten, te haten, te haten
Alles wat slecht is en wreed.


Alles wat laf en wat laag is
Hard en brutaal als zijn dood,
Maar het leven, het leven te minnen
Waarvan hij de zin ons ontsloot:


Voor altijd meer liefde te strijden
Zuiver en blij als en kind,
Met de moed van de manlijke liefde
Met de stervensmoed van een Vrind.


October 1942, Jef Last