Nieuw Monument in de Sneevlietstraat

Op donderdag 31 oktober werd in de Henk Sneevlietstraat in Hoogvliet het kunstwerk Henk Sneevliet van de Rotterdamse kunstenaar Nelis Oosterwijk feestelijk onthuld. Ron Blom en Jeroen van der Starre waren aanwezig en doen verslag.

Monument in de Sneevlietstraat in Hoogvliet

Ruim vijftig mensen kwamen afgelopen donderdag samen in de Henk Sneevlietstraat, onder wie mensen met een persoonlijke band met de Sneevlietbeweging, buurtbewoners, politieke activisten en vertegenwoordigers van het Centrum voor Beeldende Kunst (CBK) dat het kunstwerk mede mogelijk maakte. Mensen uit de buurt hadden stoelen beschikbaar gesteld voor wie niet lang kon staan.

Inzet

Nelis Oosterwijk heeft zich jarenlang hard gemaakt om het eerbetoon aan Sneevliet en zijn beweging te realiseren. Zijn vader, Nelis Oosterwijk Sr was vanaf de late jaren 20 actief geweest voor Sneevliets RSP. Onder zijn leiding stapte een groep Rotterdamse leden van de sociaaldemocratische Arbeiders Jeugd Centrale over naar de aan de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) gelieerde Revolutionaire Jeugdbond. Later werd Oosterwijk redacteur van De Vonk, het maandblad van de Jeugdbond.

Na de oorlog zat Oosterwijk Sr voor de PSP in de Rotterdamse gemeenteraad waar hij in 1967 het initiatief nam om een straat te vernoemen naar Ab Menist, de leider van de RSP en later de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP) in Rotterdam. Dat werd afgewezen, maar in 1974 viel het besluit dat zowel Ab Menist als Henk Sneevliet een straat naar zich vernoemd zouden krijgen in de nieuwe Verzetsheldenbuurt in Hoogvliet.

Zelf had Nelis voor de kunsten gekozen, maar hij bleef politiek geëngageerd en ook politiek actief. In navolging van zijn vader zat hij tussen 1982 en 1988 voor de PSP in de Rotterdamse gemeenteraad. Ook hij zette zich vanuit die positie in om de gevallen revolutionair socialisten te eren.

Nelis Oosterwijk in gesprek met Elfie Tromp

Kunstwerk

De onthulling was dus het sluitstuk van een decennialange inzet, waarin zowel vader als zoon een belangrijke rol speelde. In het kunstwerk is dit voor de goede verstaander ook terug te zien, zo legde Nelis tijdens de onthulling uit. Het kunstwerk is een fotocollage waarop centraal een beroemde foto te zien is van een verkiezingsmanifestatie in 1933. Te zien is een verzameling activisten van de RSP die poseren voor het kantoor van het Plaatselijk Arbeids Secretariaat (het PAS), de plaatselijke vakbondsafdeling van het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS), destijds gevestigd aan de Maasstraat 1 in het Rotterdamse Scheepvaartkwartier. Sneevliet was sinds 1924 voorzitter van het NAS en bleef dat tot de militante vakbond in 1940 door de nazi’s werd verboden.

Henk Sneevliet zat op dat moment een gevangenisstraf uit omdat hij steun had betuigd aan de muitende bemanning van het oorlogsschip de Zeven Provinciën voor de kust van Sumatra. De verkiezingsleus van de RSP luidde: Kiest Sneevliet uit den cel, wat inderdaad zou gebeuren. Omdat Sneevliet zelf de grote afwezige is op de foto heeft Oosterwijk hem er bij geplaatst, omlijnd met rood potlood. Dat was een verwijzing naar zijn eigen jeugdherinnering, vertelt Nelis: zijn vader kreeg soms bezoek van Sal Santen, die getrouwd was met Sneevliets stiefdochter Bep Blauw. Sal was stenograaf bij Het Vrije Volk en had daarom regelmatig een rood potlood bij zich waarmee hij de jonge Nelis liet spelen.

Nelis weet dat zijn vader ook aanwezig was bij de afgebeelde verkiezingsmanifestatie. Maar hij is niet op de foto te zien, mogelijk heeft hij de foto genomen. Als eerbetoon aan zijn vader en met hulp van zijn zoon heeft Nelis ook hem toegevoegd: op de collage kijkt Nelis Sr vanuit het raam op de eerste etage toe.

Nelis Oosterwijk en Dick de Winter

Onthulling

De onthulling werd gepresenteerd door de Rotterdamse stadsdichter Elfie Tromp, die onder andere voordroeg uit het gedicht dat Henriette Roland-Holst voor haar vriend Sneevliet schreef, toen zij hoorde van diens gewelddadige dood. Ook wees Elfie Tromp erop dat het juist in onze tijd belangrijk is om inspiratie te putten uit mensen die zich zoals Sneevliet hebben verzet tegen oorlog en fascisme.

Ove Lucas, de directeur van het CBK, feliciteerde Nelis met de onthulling van zijn kunstwerk en sprak. Hij verwijst naar een portret dat voor de uitgave Kunstenaars gaan niet met pensioen: 48 Rotterdamse beeldende kunstenaars van Nelis is gemaakt in zijn atelier. Nelis staat op de voorgrond en kijkt recht in de camera. Op de achtergrond een groot portret van de Russische revolutionair Leon Trotski. ‘Ik ben een echte trotskist’, beaamt Nelis. Lucas verwijst ook naar een interview waarin Nelis zijn visie deelt op kunst en politiek: ‘De maatschappij verander je door actieve strijd, niet door kunst te maken.’ Het één kan daarom niet als vervanging dienen voor het andere.

Historicus Dick de Winter, die jarenlang voorzitter was van het Sneevliet Herdenkingscomité, neemt ook nog even het woord. Hij feliciteert en bedankt Nelis en overhandigt hem een cadeau: een mok met daarop de leus van het NAS: Steun door strijd, die Nelis trots in de lucht houdt. Dick maakt van de gelegenheid gebruik om het kunstwerk van wat aanvullende historische context te voorzien. Hij legt uit wat het PAS was waar het was gevestigd en wijst aan waar Ab Menist op de foto te zien is (vijfde van rechts, ‘met die bolle kop’).

Dan is het woord aan Ellen Santen, de dochter van Sal Santen en Bep Blauw, kleindochter van Mien Sneevliet en stiefkleindochter van Henk. Zij vertelt over Sneevliets leven, over haar band met haar oom Henk en over haar herinnering aan hem. Ellen sluit af door een aangrijpend gedicht voor te dragen dat haar grootmoeder Mien in het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück voor haar schreef. Haar volledige toespraak is hieronder te lezen.

Aan het einde werd het kunstwerk officieel onthuld door de voor de gelegenheid in een rood Marx-T-shirt gestoken Theo Coşkun van de SP. Behalve Nelis Oosterwijk en het CBK hielp ook het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis om het kunstwerk mogelijk te maken.

Toespraak door Ellen Santen

Ik zal me even voorstellen:

Ik ben Ellen Santen, stiefkleindochter van Henk Sneevliet. Hij was de man van mijn oma Mien.

Ik zal in het kort iets vertellen over de achtergrond van de mooie fotocollage die Nelis Oosterwijk heeft gemaakt en ik zal iets vertellen over de persoonlijke geschiedenis van oom Henk en mij.

Hij vertrok in 1913 met zijn gezin naar Nederlands – Indië naar Semarang en werd medeoprichter van de Indische Sociaal Demokratische Vereeniging. Hij zette zich in voor de Indische autonomie. Bij de vakbond voor spoorwegpersoneel zorgde hij ervoor dat het inlandse personeel zoals machinisten ook lid konden worden. Wegens antikoloniale activiteiten werd hij in 1918 het land uitgezet.

In 1921 was hij namens de Komintern actief betrokken bij de oprichting van de Communistische Partij van China. Hij leefde daar onder de schuilnaam Maring. Terug in Nederland werd hij voorzitter van het NAS. Dit was een vakbond die links stond van het NVV/ FNV.

De dertiger jaren waren crisisjaren met bezuinigingspolitiek, werkloosheid en loonsverlagingen. Er braken veel stakingen uit. Ook in Indië was het onrustig.

Op 5 februari 1933 brak muiterij uit op het pantserschip “De Zeven Provinciën”. Honderden Indonesische marinemannen weigerden op appel te verschijnen. Zij wilden o.a. de salarisverlagingen ongedaan maken. Henk Sneevliet riep de Nederlandse marinemannen op tot solidariteit. Hij schreef: ‘Het pantserschip “De Zeven Provinciën” heeft 5 februari de haven van Oleh-leh verlaten, terwijl de commandant met zijn staf aan land vertoefde. Negen aan boord aanwezige officieren zijn door matrozen met de bajonet op het geweer gevangengenomen. Bravo voor de bezetting van dit rode schip!’

Henk Sneevliet werd wegens opruiing en ongehoorzaamheid veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf.

Proteststemmen en leuzen “Kies Sneevliet uit de Cel” brachten hem hetzelfde jaar

1933 in de Tweede Kamer voor de RSP (Revolutionair Socialistische Partij). Op deze foto vijfde van rechts staat de Rotterdammer Ab Menist.

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak zijn Henk en zijn vrouw Mien, mijn grootmoeder, meteen ondergedoken. In 1942 zijn zij verraden en 13 april 1942 zijn Henk samen met 7 andere kameraden door de Nazi’s in Amersfoort gefusilleerd.

Nu wil ik een herinnering aan “oom Henk” en de speciale band die er tussen ons bestond delen – ook al was ik nog een baby en was het oorlog.

Toen ik werd geboren in oktober 1940, waren oom Henk en oma Mien al ondergedoken. Het was gevaarlijk voor hem om herkend te worden, dus liet hij een lange baard groeien.

Toen ik was geboren en in het ziekenhuis lag kwam hij als verrassing langs om mij te zien, het nieuwe kleinkind. Op dat moment was mijn joodse grootvader Barend ook op bezoek en hij herkende hem niet. Sneevliet was trots op het feit dat hij niet herkend werd vanwege zijn vermomming.

“Oom Henk” bezocht ons huis vaker, altijd onverwachts, met het risico dat hij nam herkend te worden. Dan nam hij mij uit mijn wieg, ook al sliep ik. Hij noemde mij “de zwarte prinses” vanwege mijn zwarte haar. Hij genoot van mij. Temeer daar hij veel tegenslag had. Zijn twee zoons Pim en Pam verloor hij in 1932 en 1937. En hij verloor het contact met zijn dochter Simaatje , die met haar moeder in 1934 naar de Sovjet-Unie vertrok. In die tijd was het niet mogelijk om contact te onderhouden. Hij zat in de gevangenis in afwachting van de voltrekking van het doodvonnis voor hem en 7 andere kameraden.

10 april 1942 namen mijn moeder Bep en ik afscheid van hem in de gevangenis van Amsterdam. Ik was net 1,5 jaar oud. Mij vader Sal mocht hem niet bezoeken omdat hij joods was. In zijn afscheidsbrief schreef hij: “Dag mijn lieve kleine meisje, dag liefje“.

Mijn grootmoeder Mien werd gedeporteerd naar vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück. Zij overleefde de drie jaar in het kamp en werd bevrijd in 1945. Dankzij haar overlevingsdrang en creativiteit overleefde zij het kamp. In het kamp maakte zij mooie boekjes met gedichtjes over mijn leven voor mij.

Een van de gedichtjes gaat over Oom Henk en mij. Hij was de leider van de verzetsgroep . Grootmoeder noemde het gedichtje: t Kabouterhoofd.

Er was eens een hoofd van de kabouters,
die had een hele grote baard.
Hij hield van alle kleine stouters
hij was de liefste man op aard.

En verder was er een klein meiske
met donkere lokken en een lieve stem
dat kindje hield zooveel van zingen
en deed dit O! Zoo graag met hem.

Ze kroop vlug op haar kleine knietjes
wanneer hij in de kamer kwam
hij zong voor haar de mooiste liedjes
als hij haar in zijn armen nam.

En iedereen had grote vreugde
als men dit tweetal zoo zag gaan
maar ach nu komt iets heel verdrietigs
nu is het met de pret gedaan.

Het kabouterhoofd is ingeslapen
geen mens die hem nog wekken kan.
Maar `t lieve kleine kameraadje
vergeet hem niet die lieve man.


Ik zal hem inderdaad nooit vergeten.

De foto van oom Henk met baard hing altijd bij haar aan de muur.